Het is zover; het verhaal van Timo is verteld. Hij is inmiddels ruim vier, zit in groep 1 en is alles wat je van een kleuter verwacht. Lief, soms ondeugend, maar vooral nieuwsgierig naar de wereld om hem heen. Hij eet meestal goed, maar niet altijd. Eten is en blijft zijn zwakke plek. Zodra Timo moe of niet lekker is, gooit hij de rem erop. Vakantie of iets anders wat zijn vaste structuur doorbreekt betekenen perikelen aan tafel.

Soms gaan we er goed mee om, soms niet. We trekken tijdig aan de bel als Timo weer te dun wordt. De kinderarts en logopediste Ivette staan nog altijd paraat. Is het zorgenvrij? Nee, dat niet. Maar het leven is weer leuk en we worden niet meer overspoeld door existentiële angsten. We hebben vertrouwen in de toekomst.

Vaak vragen mensen hoe we het hebben volgehouden. Ik heb daar maar één antwoord op: door zoveel fantastische mensen om ons heen. In de columns van het afgelopen haf jaar zijn er al meerderen de revue gepasseerd. Zoals onze kinderarts die letterlijk dag en nacht voor ons klaarstond. De verpleegkundigen die zorgden, luisterden en ons het vertrouwen als ouder teruggaven. De vrienden en vriendinnen die langskwamen met pannen soep en schalen lasagne. Ze waren er, onvoorwaardelijk.

Toch heb ik de drie belangrijksten nooit genoemd. Misschien door de vanzelfsprekendheid van hun aanwezigheid. Stille krachten die ervoor zorgden dat we niet verdronken in de woeste zee van zorg. Bescheiden helden die zich inzetten voor Timo zonder dat wij daar ooit om hoefden te vragen.

  1. De juffen van Timo’s peuterspeelzaal De Stappertjes. Maandenlang deden ze een kaartje in zijn broodtrommel, als hij zijn bakje met brood op had. Een kaartje met voorop vaak een brandweer- of politiewagen en achterop woorden van aanmoediging en trots. “Goed zo Timo, weer je bakje leeg. Wat ben jij een knapperd.” Hij glunderde, elke keer weer. En was elke dag opnieuw vastbesloten zijn brood op te eten. Dankzij de kaartjes. Dankzij de juffen.
  2. Oppas Willemijn. Waar andere oppassen ons in paniek belden als Timo weer eens overgaf, verschoonde zij zijn bedje en zette de wasmachine aan. Ze knuffelde hem net zolang tot hij weer rustig was en gaf vervolgens ook alle aandacht aan Cathelijne. Willemijn, die haar vriend regelde om clown te spelen op Cathelijnes vierde verjaardag, omdat wij op instorten stonden en nog niks voor het kinderfeestje hadden geregeld. Willemijn, die ons huishouden draaiende hield, wanneer ik in het ziekenhuis lag. Dankzij haar kon ik met een gerust hart zelf ook ziek zijn.
  3. Mijn allerliefste ouders. Terwijl ik dit opschrijf, springen de tranen in mijn ogen. Mensen van wie je niet beter weet dan dat ze er zijn. Mensen die je vaak for granted Mensen die letterlijk dag en nacht beschikbaar waren om bij te springen, op te vangen en te troosten. Die kookten, wasjes draaiden en Cathelijne talloze keren van school haalden.
    Papa en mama, die net zo goed nachten wakker lagen van de zorgen en het verdriet om Timo. Hoe kan ik jullie ooit bedanken? De juiste woorden hiervoor moeten nog uitgevonden worden.

En nu? Nu gaan we door en blikken we zo nu en dan achterom. Trots dat we het als stel en gezin doorstaan hebben. Gelukkig dat de toekomst ons weer toelacht. Maar vooral wijzer. Het inzicht dat de liefde voor elkaar en tijd met elkaar zoveel belangrijker is dan al het andere, zal ik nooit meer kwijtraken. Ik ben dankbaar dat ik –naast het verdriet- zoveel waardevols heb mogen leren.